Spring naar inhoud

Primaire navigatie

Zoeken

Genetische rijkdom hoog in het Andesgebergte

Hoog in het Andesgebergte in Peru, in het centrum van de oorsprong van de aardappel, houden honderden boerenfamilies traditionele landrassen en daarmee de biodiversiteit in stand. Belangrijk werk, waar ze lange tijd nauwelijks erkenning of compensatie voor kregen. Inmiddels is dat veranderd. HZPC en het internationaal aardappelcentrum (CIP) werken vanaf 2014 direct samen met deze boeren in VERENIGING AGUAPAN. Dit om de genetische rijkdom te bewaren en het welzijn van deze boeren te verbeteren.

Scroll

Biodiversiteitsverdrag

In 1992 kwamen wereldleiders voor het eerst bij elkaar voor de ‘Earth Summit’ en zetten ze hun handtekening onder het Biodiversiteitsverdrag. Daarin spraken ze af om biologische diversiteit te behouden, daar duurzaam gebruik van te maken en om de kosten en opbrengsten uit biodiversiteit eerlijk tussen landen te verdelen. Vóór 1992 konden genenbanken vrij materiaal verzamelen. Het verdrag maakte daar een einde aan. Er werd ook afgesproken dat mensen die oorsprong geven aan gewassen gecompenseerd moesten worden. Dus ook de Peruaanse boeren.

Te veel afstand tussen bedrijven en boeren

Stef de Haan, onderzoeker voor de Andesregio bij het CIP, legt het uit: ‘In een speciaal verdrag voor landbouwgewassen werd in 2001 een ‘farmers rights’ clausule opgenomen: voortaan ontvingen boeren een financiële compensatie voor het behoud van biodiversiteit. De intenties van de internationale politiek waren goed, maar in de praktijk kwam de compensatie niet direct bij de boeren terecht. De afstand tussen bedrijven en boeren was letterlijk en figuurlijk te groot. De Indiaanse boeren uit het Andesgebergte hebben er vaak niet eens weet van dat zoiets als ‘farmers rights’ bestaat.

Een brug slaan

Voor zijn onderzoek werkt Stef veel samen met lokale gemeenschappen in het Andesgebergte. Boerenfamilies houden als ‘guardians’ elk wel zo’n vijftig tot driehonderd oude aardappelrassen in stand. Hun leefomstandigheden zijn vaak marginaal: er is veel armoede en ze hebben maar beperkt toegang tot onderwijs en gezondheidszorg. Stef: ‘In 2014 probeerde ik tijdens een bijeenkomst van Stichting Hoogland Indianen de brug te slaan tussen de privésector in Nederland en deze boeren in de hooglanden van Peru. Zodat geld vanuit de sector rechtstreeks bij hen terecht kwam. HZPC was toen het enige bedrijf dat wilde meedoen.’ Met de eerste fondsen van HZPC kon Stef een antropologe inhuren die Quechua spreekt, de lokale taal. Zij ging op bezoek bij de boerenfamilies om te kijken of ze ook echt die landrassen verbouwden. Zo lukte het om zo’n vijftig boeren uit te nodigen voor een bijeenkomst. Daar werd AGUAPAN opgericht en een eerste bestuur gekozen.

Een moderne schat

Herman Verveld, Chief Commercial Director bij HZPC, legt uit waarom HZPC vanaf het begin betrokken is: ‘De boeren in het Andesgebergte houden honderden oude inheemse rassen in stand. Het CIP beheert deze genenbank met genetische diversiteit. Deze genenbank kun je zien als een moderne schat. Voor de ontwikkeling van nieuwe rassen die de toekomstige uitdagingen - denk aan droogte, hitte en resistenties - het hoofd kunnen bieden, grijpen we terug op deze traditionele rassen. Een mooi voorbeeld hiervan is het project in Vietnam om nieuwe rassen te ontwikkelen die het goed doen in tropische omstandigheden (zie kader). We zagen dat boeren niet de erkenning krijgen voor hun rol in het behoud en de evolutie van genetische diversiteit. Door ze direct financieel te steunen, geven we die erkenning en zorgen we ervoor dat hun leefomstandigheden verbeteren. Zodat zij hun belangrijke werk kunnen voortzetten.

Zo werkt AGUAPAN

Het bestuur van AGUAPAN bestaat uit Peruaanse boeren uit het Andesgebied. Dat bestuur wordt begeleid door een supportgroep met een aantal organisaties die meehelpen. Het nationaal landbouwprogramma van Peru bekijkt bijvoorbeeld hoe ze zaken kunnen opnemen in hun beleid, het CIP brengt de landrassen in kaart en de Peruaanse Sociëteit voor Milieurecht (een NGO) dekt de juridische kant. Peru is in negen regio’s verdeeld en elke regio heeft ook een eigen lokale groep van boeren. Zij zijn contactpersoon en brengen jaarlijks een bezoek aan de boeren in hun regio om te kijken of ze elk nog minimaal vijftig landrassen in stand houden. Alle boeren komen jaarlijks samen. Ze wisselen rassen met elkaar uit en praten over onderwerpen als klimaatverandering en ondervoeding. Wat ook elk jaar aan bod komt: hoe zorgen we ervoor dat de jonge boeren de oude landrassen blijven behouden. Inmiddels heeft AGUAPAN een jongerentak, die zich over deze vraagstukken buigt.

Nationale en internationale belangstelling

HZPC levert jaarlijks een financiële bijdrage aan zo’n vijftig families. Agrico doet sinds een aantal jaren ook mee, zodat er nog eens vijftig families geld krijgen. De boeren mogen zelf weten wat ze met het geld doen: ze kopen er bijvoorbeeld mest voor, huren arbeiders in of gebruiken het geld voor zorg of onderwijs. Je kunt het beschouwen als een ‘payment for environmental services’. Imkers krijgen dat bijvoorbeeld ook. ‘Inmiddels is er een wachtlijst en heeft de stichting nationale en internationale bekendheid gekregen. Sterker nog: de wereldvoedselorganisatie kijkt er met belangstelling naar. Het staat model voor andere landen en andere gewassen van oorsprong zoals quinoa en cacao. In bijvoorbeeld Chili en Colombia komen nu ook soortgelijke initiatieven van de grond. Daar mogen we echt heel trots op zijn’, zegt Stef.

Verbonden met eeuwenoude landrassen

Wat de oudere en jonge generaties met elkaar verbindt, is hun passie voor deze traditionele rassen. Stef zegt daarover: ‘We noemen deze boeren in het Engels ‘guardians of custodian. Het zijn net postzegelverzamelaars. De aardappels in Peru zijn als wijn in Spanje of kaas in Frankrijk. Boeren zijn echt verbonden met de eeuwenoude landrassen die ze verbouwen. Elk gebied heeft zijn eigen rassen die in de rest van het land niet bekend zijn. Naar schatting komt slechts 1% van die rassen op de markt terecht, de rest is voor eigen consumptie. Ze worden gebruikt in regionale gerechten en zijn onderdeel van hun tradities. De namen van de rassen hebben vaak ook een lokale betekenis. Je kunt het beschouwen als cultureel erfgoed.’ 

Echt uniek materiaal

Voorheen werd gedacht dat alle oude rassen al in de genenbank zaten en dat ze zouden verdwijnen, omdat boeren overstappen op nieuwe rassen. ‘Inmiddels weten we wel beter. In 2021 bracht ik in twee van de negen regio’s alle genetische merkers in kaart. We kozen gebieden waarvan we dachten dat er de minste diversiteit was. We ontdekten dat dertien boeren in dat gebied samen duizend landrassen in stand hielden. Daarvan waren 88 unieke rassen die nog niet in onze genenbank zaten. Dat betekent dat bijna negen procent van wat de boeren van AGUAPAN behouden, echt uniek materiaal is,’ zegt Stef.

Een totaal andere context

In een overeenkomst is afgesproken dat het CIP de rassen mag opnemen in de genenbank. Mocht een boer een ras toch kwijtraken, dan stuurt het CIP het materiaal terug naar de boer. Stef noemt deze overeenkomst historisch: ‘Vijftig jaar geleden richten we het CIP op in het centrum van waar het gewas oorspronkelijk vandaan komt, met het idee om zoveel mogelijk genen te verzamelen waar veredelaars gebruik van konden maken. Onder boeren ontstond een diepgeworteld gevoel van uitbuiting, dat zijn oorsprong al vindt in het Westers kolonialisme. Inmiddels is de context totaal veranderd: het gaat veel meer over samenwerking, kennis behouden en de lokale bevolking compensatie en erkenning geven. Zij voelen zich nu trots en gewaardeerd en ze zien dat we ze helpen de traditionele rassen te behouden. Dat is heel belangrijk voor ons.’ 

'Ze werken nog steeds op dezelfde manier als eeuwen geleden, met minimale impact op het milieu'.

Uniek in het Andesgebergte

Het doel van de genenbank is om rassen eeuwenlang te behouden voor de voedselzekerheid van toekomstige generaties. Maar als je een ras in een reageerbuis in de genenbank zet, blijft dat ras altijd hetzelfde. ‘Bij de boeren gaat die evolutie van rassen juist door. Ze selecteren bewust en onbewust nieuwe materialen. Onder invloed van klimaatverandering, maar soms ook door spontane kruisingen. Vaak groeit de wilde voorouder van de aardappel direct naast het veld met de gecultiveerde aardappelen. Daardoor blijven we nieuwe dingen ontdekken. Voor mij als onderzoeker is dat fascinerend. Wat de boeren in het Andesgebergte doen, is echt uniek. Waar in de rest van de wereld de biodiversiteit is verdwenen, houden de boeren dat hier nog in stand. Ze werken nog op dezelfde manier als eeuwen geleden, met een minimale impact op het milieu. Als onderzoekers op zoek gaan naar nieuwe eigenschappen voor de aardappel, bijvoorbeeld vorstresistentie of een hoog ijzergehalte, wordt er altijd teruggegrepen op die oude landrassen. Ook als het om duurzaamheidseigenschappen gaat. Want de hele genenpool van aardappels blijft hier in het Andesgebergte behouden’, legt Stef uit.

Een vogelgids voor aardappelen

Naar schatting zijn er maar liefst 3.000 unieke rassen in het Andesgebergte. Stef vraagt zich af of hij tijd genoeg heeft om al die rassen in kaart te brengen: ‘Een klein deel van wat we tot nu toe in kaart hebben gebracht, kun je terugvinden op Wiki Papa, onze eigen Wikipedia van landrassen. Mijn droom is dat we een soort vogelgids, maar dan voor aardappelen, kunnen maken waarin we alle oude landrassen en waar ze voorkomen in kaart brengen. Ik ben blij met de gemeenschap die AGUAPAN is. Samen kunnen we al die landrassen blijven monitoren en behouden. En nieuwe materialen ontdekken. Eerst in die andere zeven regio’s in Peru. En daarna misschien wel in Bolivia.’

Een geweldig succes

in Vietnam

Al begin 2023 stond er in Ruggespraak een artikel over de samenwerking tussen HZPC, CIP en Syngenta Foundation in Vietnam. De organisaties in deze publiek-private samenwerking werken aan de ontwikkeling van vijf nieuwe aardappelrassen die het goed doen in tropische omstandigheden. Door onze krachten te bundelen, kunnen we de aardappelveredeling en -selectie versnellen. En nu is er interessant en veelbelovend nieuws te melden: Het eerste nieuwe aardappelras dat uit deze samenwerking voortkomt - de HCIP210 - is een feit. Een prachtig succes! En dat binnen slechts acht jaar. De ontwikkeling van nieuwe aardappelrassen neemt normaal gesproken 10 tot 12 jaar in beslag. HCIP210 geeft hoge opbrengsten, heeft een lange zaadrustperiode, presteert goed onder verschillende omstandigheden en scoort goed op resistentie tegen Phytophthora en PVY- en PVX-virussen.

Meer lezen over de initiatieven van AGUAPAN? Kijk op: AGUAPAN